*Dit stuk verscheen eerder op ouders van nu en in ouders van nu magazine november 2021
Als ik ga zitten, drukt de harde zitting van de rolstoel door het kraamverband op mijn hechting. Erik zet de maxicosi op mijn schoot en rijdt me naar beneden, waar we aansluiten in de rij voor de taxi’s.
Lege maxi-cosi
Voor ons zit ook een vrouw in een rolstoel, met een maxicosi op schoot. Ze lacht vermoeid en gelukkig naar haar pasgeboren baby. Onze maxicosi is leeg. We moesten onze vijf weken te vroeg geboren dochter achterlaten op de couveuseafdeling.
Blijven praten
Thuis herinnert alles me eraan dat we zonder baby thuiskomen. Een lege box. Een leeg bedje. Lieve kaartjes voor een baby die nog in haar glazen huisje ligt. Ik lees dat het belangrijk is om te blijven praten, dus dat doe ik. Met iedereen die voorbij komt, deel ik ons hele verhaal.
Verborgen deur
Maar één onderwerp vermijd ik. Ik durf er de artsen niet eens naar te vragen. Iedereen heeft deurtjes in zijn hoofd waar hij liever niet in kijkt. Deurtjes die hermetisch afgesloten blijven, omdat wat erachter zit té groot en té eng is. Op die deuren hangen bordjes met uitspraken als ‘grote hoogtes en diepe dieptes’ en ‘ooit ga ik dood’. De premature geboorte van mijn dochter heeft een nieuwe deur in de spotlights gezet. Het slot is eraf gebroken en over de drempel zie ik de afgrond. Op het bordje staat: ‘de dood van mijn dochter’.
Glazen huisje
De weken slepen zich voorbij en ik verhul mijn angst in stilte. Door de pijn en vermoeidheid heen zit ik uren bij mijn baby’s glazen huisje te kijken. Ik focus me op haar perfecte puntige tongetje, omdat de rest van haar gezicht verstopt zit onder een neusmasker, dat vastzit aan een muts. De geur van desinfectie op mijn handen herinnert me elke ochtend weer aan de plek waar ik ben; mijn oren leren langzaam het geping van de monitoren te negeren. Maar ik zal nooit meer zonder stress een alarm kunnen horen afgaan.
Dichtbij
Ik kangoeroeknuffel ons kleine vechtertje urenlang. Omdat haar hartslag en ademhaling dan rustig worden, maar vooral ook omdat ik haar dan bij me mag hebben. Ik ondersteun haar ieniemienie billetjes met mijn ene hand, terwijl haar lange vingertjes de andere vasthouden. Elke drie uur pomp ik mijn borsten leeg, om mijn dochter te kunnen voeden.
Sterk genoeg
In mijn hoofd ontstaat een heel woordenboek voor deze periode: CPAP, bradycardie, nervus vagus. Medische termen die ik niet wil kennen, maar die inmiddels mijn leven beheersen. Na achttien dagen komt er een nieuw woord bij: rooming-in. We mogen met z’n drietjes naar een ziekenhuiskamer, tot het moment dat onze dochter sterk genoeg is. Wij komen de kamer niet uit en er komt, naast medisch personeel, ook niemand in – covid houdt iedereen verplicht op afstand.
En maar bidden
En nog steeds durf ik de artsen de grote vraag niet te stellen. Zij zijn het die me kunnen vertellen of ik de deur in mijn hoofd weer kan sluiten, maar ik wil het antwoord ergens ook niet weten. Ik hoop met alles wat ik heb, bid tot goden waar ik niet in geloof en maak deals met duivels in de nacht. Laat de deur weer dichtgaan. Laat onze dochter bij ons blijven.
Eindelijk thuis
Bijna vijf weken na de bevalling loop ik naar de rij voor de taxi’s. Onze dochter ligt in de maxicosi aan mijn arm. Thuis til ik haar de trap op. Kijk, daar is je box. Kijk, daar staat je bedje. En daar, in mijn ooghoeken, de deur die nooit meer helemaal zal sluiten.’
No Comments